#2. Blog Marthe Kerkwijk - Verantwoordelijkheid ontlopen
Door te straffen ontlopen we onze verantwoordelijkheid
‘Het is wel erg makkelijk om te denken dat de meeste veroordeelden minderwaardige mensen zijn, en de meeste onveroordeelden mensen van een beter soort. Maar zo eenvoudig is het niet.’
‘Om allerlei lagere belangen meent men diefstal of inbraak niet te kunnen tolereren; daarom straft men het maar.’
‘Hoe meer de gemakkelijke scheiding van mensen in ‘zondaren’ en ‘goede mensen’ plaats maakt voor erkenning van betrekkelijk goed en kwaad in ieder, hoe meer de oude moraal wijkt voor inzicht in de gecompliceerdheid van de oorzaken van menselijke handelingen en de vele graden die tussen toerekeningsvatbaarheid en ontoerekeningsvatbaarheid in liggen – des te meer zal ook het strafbegrip afsterven.’[1]
Waarom straffen we? De meeste mensen zullen een of meer van de volgende antwoorden geven op deze vraag: uit vergelding, omdat een misdadiger straf verdient en het slachtoffer genoegdoening. Om af te schrikken, zodat anderen die een misdaad overwegen het wel uit hun hoofd laten. Om een misdadiger te verbeteren, op te voeden of tot inzicht te laten komen. Of om de misdadiger onschadelijk te maken door hem uit de maatschappij te verwijderen en zo de veiligheid te waarborgen.
Intuïtief lijken al deze antwoorden redelijk. Immers: als iemand iets heel erg verkeerds heeft gedaan, is het oneerlijk als de maatschappij – het slachtoffer in het bijzonder – daarvan de gevolgen moet dragen. Straf is daarom een manier om de dader deelgenoot te maken van de gevolgen van zijn daden.
Volgens Clara Wichmann berust deze redenering op een gemakzuchtige aanname, namelijk dat de dader in alle vrijheid handelde en dus volledig verantwoordelijk is voor zijn daad. Dat is gemakzuchtig, omdat die aanname ons ontslaat van de verplichting om de oorzaken van de misdaad te onderzoeken en ons te verdiepen in de omstandigheden van de dader. Als we dat zouden doen, zouden we ontdekken dat de meeste daders juist onevenredig veel leed hebben gedragen: verwaarlozing, eenzaamheid, verslaving of armoede. Dan zouden we ons opnieuw de vraag kunnen stellen: is het eerlijk om de dader nog meer te straffen? Clara Wichmann is zich ervan bewust dat zulk begrip opbrengen veel van ons vraagt. Het vraagt dat we sterke emoties als verontwaardiging, woede en verdriet overstijgen. Veel makkelijker is het om te besluiten dat de dader ons begrip niet waard is. Toch zou het beter zijn als we de moeite namen om de oorzaken van misdaad aan te pakken, want vergelding doet uiteindelijk niets om misdaad te voorkomen.
Maar wat te doen met misdadigers die een langdurige bedreiging vormen voor de veiligheid in de samenleving? Ook als je best begrip hebt voor de tragische levensloop van deze mensen lijkt het noodzakelijk dat soms mensen zo beschadigd zijn dat zij langdurig niet kunnen functioneren en een te groot risico vormen voor de rechtsorde. Wat is een rechtsstaat waard, als ze haar burgers niet kan beschermen? Ook voor deze redenering heeft Wichmann begrip, maar ook hier is volgens haar gemakzucht in het spel. Dat we onze medemensen ‘als een ding opbergen’ getuigt volgens haar van ons onvermogen om op een menselijke manier dit soort risico’s te navigeren. We zijn slecht in staat om te accepteren dat een zeker risico op misdaad er altijd zal zijn, en niet bereid om de gevolgen daarvan te dragen. We zijn vooral ook slecht in staat om een werkelijk inclusieve samenleving vorm te geven, waarin ook ernstig beschadigde en onvoorspelbare mensen een waardig bestaan kunnen hebben. Ook dit vraagt veel van ons: levenslange zorg en de bereidheid te leven met risico’s.
Als we echt geven om een menswaardig verweer tegen misdaad, moeten we bereid zijn onze primaire emoties als woede, angst en wraakgevoel opzij te zetten en accepteren dat misdaad niet is uit te bannen door de ‘slechte’ mensen van de ‘goede’ te scheiden en de ‘slechte’ als rotte appels uit de samenleving te halen. Als we erkennen dat de samenleving voor een groot deel haar eigen misdaad voortbrengt, dat we daar een collectieve verantwoordelijkheid voor dragen, en dat elk mens het waard is om liefdevol te worden opgenomen in onze imperfecte samenleving, dan pas kunnen we werkelijk weerstand bieden tegen misdaad, zegt Wichmann. Maar ja, dat vraagt veel van ons. Te veel, misschien, erkent ze, maar dat is nog geen reden om er niet naar te streven.
'Nee, ik denk niet dat de mensheid ooit perfect zal worden, en dat is maar goed ook; want het mooiste is het eeuwige streven naar verbetering; zonder doel kan mens noch mensheid leven'[2]
[1] De eerste twee citaten uit het Oprichtingsmanifest, en de derde uit de Openingslezing van het door Clara Wichmann opgerichte Comité van actie tegen bestaande opvattingen omtrent Misdaad en Straf, 1920.
[2] Clara Wichmann schrijft dit in haar dagboek op 27 mei 1901, ze is dan 16 jaar.
Marthe Kerkwijk is programmamanager en docent sociale filosofie bij de Internationale School voor Wijsbegeerte, dezelfde functie die Clara Wichmann honderd jaar geleden daar vervulde. Dit voorjaar verschijnt Het recht tot straffen hebben we niet. Essays over misdaad en vergelding, een door Marthe geselecteerde, hertaalde en bewerkte collectie van de mooiste essays van Clara Wichmann.
In 1919 gaf Clara Wichmann bij de ISVW de cursusweek ‘Het recht tot straffen’. In het najaar van 2022 verzorgt Marthe bij de ISVW de cursusweek ‘Straf en vergeving. Inleiding in de strafrechtfilosofie’, waarin de ideeën van Clara Wichmann uitvoerig aan de orde komen. Verder verzorgt ze een gastlezing over Clara Wichmann in de summerschool ‘Denkers en Dwalers. Filosofie in de lage landen.’